hoofdig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoof·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hoofdig hoofdiger hoofdigst
verbogen hoofdige hoofdigere hoofdigste
partitief hoofdigs hoofdigers -

Bijvoeglijk naamwoord

hoofdig [2]

  1. x-hoofdig: met x personen
     De verdachte is afkomstig uit de gemeente Kollumerland. De politie wist hem te achterhalen door het signalement van het slachtoffer en een aantal tips. In totaal kwamen er veertig meldingen binnen. Een 25–hoofdig rechercheteam trekt deze allemaal na.[3]
  2. overmatig vasthoudend aan de eigen mening
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. hoofdig op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron “Verdachte Friese verkrachtingszaak aangehouden” (17-01-2006), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be