hoofddocent
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hoofddocent (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hoofd·do·cent
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoofd en docent
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoofddocent | hoofddocenten |
verkleinwoord | hoofddocentje | hoofddocentjes |
Zelfstandig naamwoord
de hoofddocent m
- (onderwijs) (beroep) universitair docent, één rang onder de hoogleraar, die de bevoegdheid heeft om promovendi te begeleiden
- ▸ Maar waarom zijn juist kinderen zo interessant voor sociale media? Dat heeft alles te maken met adverteerders. Die zijn op zoek naar een jonge doelgroep en die vinden ze op sociale media, legt universitair hoofddocent communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam Eva van Reijmersdal uit.[1]
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord hoofddocent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.