hoofdbureau

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Hoofdbureau van politie van Nijmegen
Uitspraak
Woordafbreking
  • hoofd·bu·reau
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdbureau hoofdbureaus
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het hoofdbureauo

  1. het belangrijkste politiebureau van een stad
    • De verwarring is het duidelijkst voelbaar in Baglar, een arme centrumwijk. De ochtend nadat de HDP-parlementariërs waren opgepakt, is daar een grote aanslag gepleegd met een busje vol explosieven naast het hoofdbureau van de politie. Elf mensen kwamen om. De wijde omtrek ligt in puin. Complete gevels van flats zijn naar beneden gekomen. Omstanders kijken zo de kamers in, waar hier en daar nog mensen proberen bezittingen mee te nemen. Een man slalomt met een brommer tussen de brokstukken en stapelt delen van kunststof kozijnen in het zijspan. [2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Marloes de Koning 10 november 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be