hondstrouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • honds·trouw
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen hondstrouw
verbogen hondstrouwe
partitief hondstrouws

Bijvoeglijk naamwoord

hondstrouw

  1. heel erg trouw of loyaal
    • De Volksrepubliek is mede daarom hondstrouw aan het diplomatieke beginsel dat je je niet met de binnenlandse aangelegenheden van een ander land bemoeit.[1] 
    • "In de liefde ben ik hondstrouw aan Johanna. In de seks niet. Ik maak een onderscheid. Maar ik loop er absoluut de kantjes niet af. En de uitglijers zijn op de vingers van één hand te tellen?"[2] 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen