hogelijk

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van hoog met het achtervoegsel -lijk

Bijwoord

hogelijk [1]

  1. heel erg, met name in combinatie met verbazen en verbazing
    • Als Mirjam het ontbijt brengt, lijkt ze enigszins in paniek. Als ik haar erop wijs, is ze hogelijk verbaasd. 'Ik heb daarnet wel weer een pilletje genomen, maar het werkt blijkbaar nog niet.' (Ze neemt de laatste tijd haar valium pas in de namiddag.) 'Om halftien komt Klaas... om de foto's van Jenny over te zetten. Ik moet nog douchen.' [2] 
    • Volgens Heracles Almelo is het onzin dat kunstgras in de Eredivisie vanaf het seizoen 2020-2021 verboden is. Algemeen directeur Rob Toussaint was vrijdagochtend hogelijk verbaasd toen hij dat nieuws las. „Het is absoluut niet waar.” [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Heijden, A.F.TH. van der
    "Tonio" 2011 ISBN 978902345954 pagina 436
  3. Tubantia Ferry de Goeijen 01-06-18 Heracles over verbod op kunstgras: 'Absoluut niet waar'
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be