hiv

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hiv
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hiv -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het hivo

  1. (virussen) menselijk immuundeficiëntievirus, de soort die aids kan veroorzaken
    • Hiv is een snel muterend retrovirus en is tevens verantwoordelijk voor het syndroom aids. 
     Zij zei dat dit prikgaatje bijna niet anders dan van een naald kon komen. Ik ben meteen getest op hiv en hepatitis, alleen moet je daar na drie maanden voor terugkomen. Dat was stressvol, want ik dacht dagelijks: zou ik nu ziek zijn?[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 6804

Werkwoord

hiv

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van hive
m/o
[A]+[B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hiv     hivet     hiv     hiva
hivene  
genitief   hivs     hivets     hivs     hivas
hivenes  

Zelfstandig naamwoord

[A]: hiv, m / o

  1. (het) gooien, (het) werpen
  2. krachttoer
  3. een geladen hoeveelheid
  4. elan, schwung
  5. zwenking

Zelfstandig naamwoord

hiv

  1. nominatief onbepaald mannelijk en onzijdig meervoud van hiv

Zelfstandig naamwoord

[B]: hiv, o

  1. (medisch), (initiaalwoord) hiv
Schrijfwijzen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • hiv
Woordherkomst en -opbouw

hiv

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hiva
Schrijfwijzen

hiv

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van hiva

Werkwoord

hiv

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hive
Schrijfwijzen

hiv

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van hive
m
[A]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hiv     hiven     hivar     hivane  

Zelfstandig naamwoord

[A]: hiv, m

  1. alleen in tweee uitdrukkingen
Synoniemen
  • vere litt drukken
Uitdrukkingen en gezegden
  • vere på ein hiv
een beetje dronken zijn
  • vere på hiven
een beetje dronken zijn
o
[B]+[C]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hiv     hivet     hiv     hiva  

Zelfstandig naamwoord

[B]: hiv, o

  1. (het) gooien, (het) werpen
  2. krachttoer
  3. een geladen hoeveelheid
  4. elan, schwung
  5. zwenking

Zelfstandig naamwoord

[C]: hiv, o

  1. (medisch), (initiaalwoord) hiv

Zelfstandig naamwoord

hiv

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hiv