herschiep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- her·schiep
Werkwoord
vervoeging van |
---|
herscheppen |
herschiep
- enkelvoud verleden tijd van herscheppen
- Ik herschiep.
- Jij herschiep.
- Hij, zij, het herschiep.
- Ik herschiep.
vervoeging van |
---|
herscheppen |
herschiep