herbeginnen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·be·gin·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
herbeginnen
herbegon
herbegonnen
klasse 3 volledig

Werkwoord

herbeginnen

  1. ergatief ~ met: opnieuw met iets beginnen
    • Ik ben herbegonnen met regelmatig te gaan wandelen en zelfs een beetje hard te lopen. 

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen