heiligschennis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hei·lig·schen·nis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord heiligschennis heiligschennissen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de heiligschennisv

  1. vergrijp aan iets heiligs, ontheiliging
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen