heft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heft
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘handvat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1480 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord heft heften
verkleinwoord heftje heftjes

Zelfstandig naamwoord

het hefto

  1. het handvat van een mes
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
heffen

heft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heffen
    • Jij heft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heffen
    • Hij heft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van heffen
    • Heft! 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Koerdisch

Telwoord (kur)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

Hoofdtelwoord

heft

  1. zeven