hartzeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[1] gebroken hartje als teken van hartzeer
Uitspraak
Woordafbreking
  • hart·zeer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hartzeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het hartzeero

  1. emotionele pijn die ontstaat door het verlies van een geliefd persoon
    • En zo raak ik mijn dochter weer kwijt. Hoeveel hartzeer kan één man verdragen?[2] 
  2. ergens geestelijk onder lijden
    • Ik ga aan boord en vind een zitplaats naast het raam aan de stuurboord kant van de helikopter. Vijf minuten later, en Kailahun ligt achter me, met het geluk en het hartzeer van de afgelopen maand. Ik weet dat ik hier nooit terug zal komen, maar ik weet ook dat ik deze plaats nooit helemaal achter me zal laten. Ik kijk toe hoe de stad plaats maakt voor een groen tapijt van bomen en dan val ik opvallend genoeg in slaap.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Adams, Douglas Eoin Colfer
    Hitchhiker's Guide deel zes van drie En dan nog iets ... 2010 ISBN 978-90-225-5659-7 pagina 75
  3. Dennis, Andy en Anna Simon
    Ebola van dichtbij 2016 ISBN 978-94-6153971-7 pagina 234
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be