hangt samen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hangt sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samenhangen

hangt samen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenhangen
    • Jij hangt samen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenhangen
    • Hij hangt samen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van samenhangen
    • Hangt samen! 

Gangbaarheid