handelsbeurs

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·dels·beurs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handelsbeurs handelsbeurzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de handelsbeursv / m

  1. (handel) (economie) plaats waar bedrijven handel met elkaar drijven; tentoonstelling waar bedrijven hun producten tonen
     De zes jaar durende Griekse recessie is volgend jaar voorbij. Dat voorspelde de Griekse premier Antonis Samaras bij de opening van de jaarlijkse internationale handelsbeurs in de stad Thessaloniki. In 2020 is Griekenland terug op het niveau van voor de crisis, stelt de premier.[2]
     De afgelopen vijf jaar is het aantal horecabedrijven afgenomen. Er zijn vooral minder cafés. KHN maakte bij de start van de handelsbeurs Horecava bekend dat het voor de horeca een moeilijke tijd is en blijft.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “Griekenland ziet einde recessie” (Zaterdag 7 september 2013, 16:41), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “Horeca ook in 2013 onder druk” (Maandag 7 januari 2013, 10:07), NOS