hamvraag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ham·vraag
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voornaamste kwestie’ voor het eerst aangetroffen in 1953 [1]
  • samenstelling van  ham  en  vraag 
  • In de radioquiz Mastklimmen uit de jaren 1950 konden deelnemers een ham winnen na het goed beantwoorden van een eindvraag, de hamvraag
enkelvoud meervoud
naamwoord hamvraag hamvragen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hamvraagv / m

  1. de meest belangrijke vraag bij een discussie
    • De hamvraag in de zaak is wie wat heeft gedaan. 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen