halleluja
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hal·le·lu·ja
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Hebreeuws, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: lofkreet’ voor het eerst aangetroffen in 1561 [1]
- Herkomst: Hebreeuws (gangbare Nederlandse versie), letterlijk: 'prijst de Heer' [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | halleluja | halleluja's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het halleluja o
- (Jiddisch-Hebreeuws) oproep in een aantal psalmen om de Heer te prijzen (24×: Ps. 104:35 +; ook 4× in NT)
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord halleluja staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "halleluja" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "halleluja" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 92 %