høyre

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • høy·re
Woordherkomst en -opbouw
  • [werkwoord] Van het Oudnoorse heyra.

Bijvoeglijk naamwoord

høyre

  1. rechts
    «Hun kjører på høyre side av veien.»
    Ze rijdt aan de rechterkant van de weg.
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud høyre høyrere høyrest
o enkelvoud høyre
meervoud høyre
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
høyre høyrere høyreste


Bijwoord

høyre

  1. rechts

Zelfstandig naamwoord

høyre m/v

  1. rechterkant
    «Bilen er parkert til høyre for huset.»
    De auto is geparkeerd aan de rechterkant van het huis.
  2. (anatomie), (sport) rechterhand
  3. (anatomie), (sport) rechtervoet
    «Han kan skyte både med høyra og venstra.»
    Hij kan zowel met zijn rechtervoet als met zijn linkervoet schieten.
Verbuiging
m/v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   høyre     m: høyren
v: høyra  
  høyrer     høyrene  
genitief   høyres     m: høyrens
v: høyras  
  høyrers     høyrenes  
Synoniemen
Antoniemen

Zelfstandig naamwoord

høyre o

  1. (politiek) een rechtse partij.
  2. (politiek) de rechtse partijen of het rechtse blok.
    «Det radikale høyre har dreid europeisk politikk mot høyre.»
    Het radicale rechtse blok heeft de Europese politiek naar de rechterkant gedraaid.
Verbuiging
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   høyre     høyret              
genitief   høyres     høyrets              
Synoniemen
Antoniemen
Hyperoniemen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • høy·re
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
høyre
høyrer
høyrde
(bijvorm) høyrte
høyrt
(bijvorm) høyrd
Klasse 2 zwak

Werkwoord

høyre

  1. overgankelijk horen
Synoniemen