grutten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grut·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord Uit Oudnederlands Germaans *grutja- “in grove stukjes gewreven, grof gemalen”, verwant aan Duits Grütze, Engels grit. [1]
  • In de betekenis van ‘graan dat op de molen verbrijzeld is’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [2]
  • [zelfstandig naamwoord en tussenwerpsel] grut met uitgang -en [3]
  • [werkwoord] grut met het achtervoegsel -en

Zelfstandig naamwoord

de gruttenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord grut
  2. (voeding) mengsel van gebroken graankorrels. Er zijn grutten van boekweit, haver, gerst en rijst (gebroken rijst)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grutten
grutte
gegrut
zwak -t volledig

Werkwoord

grutten [4]

  1. inergatief grutten maken

Werkwoord

vervoeging van
grutten

grutten

  1. meervoud verleden tijd van grutten
    • Wij grutten. 
    • Jullie grutten. 
    • Zij grutten. 

Tussenwerpsel

grutten

  1. bastaardvloek die lichte schrik uitdrukt
Uitdrukkingen en gezegden
  • goeie grutten
lieve help
  • grote grutten
lieve help

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen