grootgrondbezitter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groot·grond·be·zit·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootgrondbezitter grootgrondbezitters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de grootgrondbezitterm

  1. een heerser, instelling of particulier persoon die in bezit is van een grote oppervlakte aan land
    • Nadat de Chinese communisten in 1950 de Chinese Burgeroorlog hadden gewonnen werden alle grootgrondbezitters in de Volksrepubliek China vervolgd. 

Meer informatie

Gangbaarheid