gromde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grom·de

Werkwoord

vervoeging van
grommen

gromde

  1. enkelvoud verleden tijd van grommen
    • Ik gromde. 
    • Jij gromde. 
    • Hij, zij, het gromde. 
     ‘Noem jij dat water? Het lijkt wel slijm!’ gromde hij.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia