große

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • gro·ße

Bijvoeglijk naamwoord

große

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief vrouwelijk enkelvoud van groß

große

  1. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief vrouwelijk enkelvoud van groß

große

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief meervoud van groß

große

  1. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief meervoud van groß

Bijvoeglijk naamwoord

große

  1. bepaald nominatief mannelijk enkelvoud van groß

große

  1. bepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van groß

große

  1. bepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van groß

große

  1. bepaald nominatief onzijdig enkelvoud van groß

große

  1. bepaald accusatief onzijdig enkelvoud van groß

Bijvoeglijk naamwoord

große

  1. onbepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van groß

große

  1. onbepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van groß