griffier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grif·fier
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘secretaris’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1481 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord griffier griffiers
verkleinwoord griffiertje griffiertjes

Zelfstandig naamwoord

de griffierm

  1. (beroep) (juridisch) iemand die de taak heeft alle communicatie rond een zaak schriftelijk vast te leggen en te ordenen
    • De advocaat diende zijn pleitnota in bij de griffier. 
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen