grenzen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gren·zen

Zelfstandig naamwoord

de grenzenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord grens
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grenzen
grensde
gegrensd
zwak -d volledig

Werkwoord

grenzen

  1. absoluut ~ aan als aansluitende buur hebben
    • Luxemburg grenst aan België, Frankrijk en Duitsland. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grenzen
grenzte
gegrenzt
volledig

Werkwoord

grenzen

  1. grenzen