green

Uit WikiWoordenboek
[dennenboom] 1. grove den (Pinus sylvestris)
[golfveld] 1. speelveld met kort gemaaid gras rondom een hole

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • green
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord green grenen
verkleinwoord greentje greentjes

Zelfstandig naamwoord

de greenm

  1. (plantkunde) grove den, Pinus sylvestris op Wikispecies
  2. (plantkunde) (verouderd) dennenboom, naaldboom
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord green greens
verkleinwoord greentje greentjes

Zelfstandig naamwoord

de greenm

  1. (sport) (golf) speelveld met kort gemaaid gras rondom een hole
  2. (sport), (verouderd) (golf) aanduiding van een complete golfbaan met meerdere holes
Afgeleide begrippen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

  1. (verouderd) enkelvoud verleden tijd van grijnen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
green greens

Zelfstandig naamwoord

green

  1. (kleur) groen
  2. (sport) green, golfveld
  3. (politiek) aanhanger van stroming of partij die milieu en natuur vooropstelt
stellend vergrotend overtreffend
green greener greenest

Bijvoeglijk naamwoord

green

  1. (kleur) groen