graankorrel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • graan·kor·rel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord graankorrel graankorrels
verkleinwoord graankorreltje graankorreltjes

Zelfstandig naamwoord

de graankorrelm

  1. een vrucht waarbij de vruchtwand met de zaadhuid en de zaadkern is vergroeid. Soms, zoals bij gerst, spelt, rijst en timoteegras, ook nog verder vergroeid met de omhullende kafjes.
    • Graankorrels vormen een van de belangrijkste voedselbronnen voor de mens. 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be