gortig

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gortig    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• gor·tig

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘erg, grof’ voor het eerst aangetroffen in 1784
• afgeleid van gort (waarmee in dit geval een ziekte bij varkens wordt bedoeld) met het achtervoegsel -ig

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	gortig	gortiger	gortigst
verbogen	gortige	gortigere	gortigste
partitief	gortigs	gortigers	-

Bijvoeglijk naamwoord

gortig

1. (voeding) scherp smakend en daardoor (vaak) niet lekker

   ▸ En als deze gepeperde soep je iets te gortig wordt, maakt ze koekjes van amandelspijs om het af te blussen.

2. (figuurlijk) grof, cru, grensoverschrijdend, onaangenaam

   • Het maken van al te gortige opmerkingen over zijn collega's zorgde ervoor dat de directeur ontslagen werd. 

Uitdrukkingen en gezegden

• Dat is [al] te gortig

Dat gaat te ver

• Het [al] te gortig maken

Het al te grof maken, over de schreef gaan (vgl. Het al te bont maken)

Gangbaarheid

• Het woord gortig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gortig" herkend door:

95 %	van de Nederlanders;
93 %	van de Vlamingen.