golem
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- go·lem
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Hebreeuws, in de betekenis van ‘joodse sagefiguur, tot leven gebrachte kleifiguur’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
- Herkomst: Hebreeuws [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | golem | golems |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) (in joodse folklore) wezen in de vorm van een mens dat tot leven gewekt kan worden door een kabbalistische spreuk met de Godsnaam, in het bijzonder het wezen dat gecreëerd zou zijn door Jehoeda Löw ben Betsalel
- (Jiddisch-Hebreeuws) sukkel
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord golem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "golem" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "golem" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 51 %
- Prevalentie Vlaanderen 54 %