gloor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gloor
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gloren |
gloor
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gloren
- Ik gloor.
- gebiedende wijs van gloren
- Gloor!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gloren
- Gloor je?
Gangbaarheid
- Het woord gloor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gloor" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Gronings
Zelfstandig naamwoord
gloor
- (element)(scheikunde) chloor; scheikundig element met atoomnummer 17. Het is een geelgroen halogeen ,dat bij kamertemperatuur gasvormig is
Afkorting
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
gloor
- (element)(scheikunde) chloor; scheikundig element met atoomnummer 17. Het is een geelgroen halogeen ,dat bij kamertemperatuur gasvormig is
Afkorting
Synoniemen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 51 %
- Prevalentie Vlaanderen 31 %
- Woorden in het Gronings
- Zelfstandig naamwoord in het Gronings
- Chemisch element in het Gronings
- Scheikunde in het Gronings
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Chemisch element in het Nedersaksisch
- Scheikunde in het Nedersaksisch