glip
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- glip
Werkwoord
vervoeging van |
---|
glippen |
glip
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glippen
- Ik glip.
- gebiedende wijs van glippen
- Glip!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glippen
- Glip je?
Gangbaarheid
- Het woord glip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glip" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be