gles

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gles
Woordherkomst en -opbouw
  • oorspronkelijk gebruikt door de diamantbewerkers in Vlaanderen [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gles glessen
verkleinwoord glesje glesjes

Zelfstandig naamwoord

de glesm (?)

  1. barst of onzuiverheid in een diamant
    • Wanneer een gles uit een steen valt noemt men het een gat. 
Synoniemen
Verwante begrippen
termen uit de edelsmeedkunst:
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 maart 2023 Weblink bron
    Jac. van Ginneken
    “Handboek der Nederlandsche taal, Deel II. De sociologische structuur onzer taal II.” (1914), L.C.G. Malmberg, Nijmegen, p. 294


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord gles glesse

Zelfstandig naamwoord

gles

  1. gles