giste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gis·te

Werkwoord

vervoeging van
gissen

giste

  1. enkelvoud verleden tijd van gissen
    • Ik giste. 
    • Jij giste. 
    • Hij, zij, het giste. 

Werkwoord

vervoeging van
gisten

giste

  1. aanvoegende wijs van gisten

Bijvoeglijk naamwoord

giste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van gis