giftig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gif·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van gift (modern Nederlands gif) met het achtervoegsel -ig.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen giftig giftiger giftigst
verbogen giftige giftigere giftigste
partitief giftigs giftigers -

Bijvoeglijk naamwoord

giftig

  1. gif bevattend
    • Giftige paddenstoelen hoort men niet op te eten. 
  2. zeer nijdig
    • Toen ze ontdekte dat haar man hoor bedroog, werd ze pas echt giftig. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

Bijvoeglijk naamwoord

giftig

  1. giftig


Zweeds

Bijvoeglijk naamwoord

giftig

  1. giftig