gieter

Uit WikiWoordenboek
Gieter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gie·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gieter gieters
verkleinwoord gietertje gietertjes

Zelfstandig naamwoord

de gieterm

  1. (beroep) een soort emmer met sproeibuis om de planten te begieten
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be