gewoontjes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·woon·tjes
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen gewoontjes
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

gewoontjes [2]

  1. wat we gewend zijn, niet anders dan het vertrouwde normale
    • Jazzharpist Park Stickney toverde uit dezelfde harp als Van Kesteren een totaal andere klank, met een wat geknepen, jazzgitaarachtige toon. Hoewel zijn frasering en melodische ideeën op piano of gitaar eerder wat gewoontjes zouden zijn, maakte de harp zijn spel bijzonder.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen