gewapend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·wa·pend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gewapend gewapender gewapendst
verbogen gewapende gewapendere gewapendste
partitief gewapends gewapenders -

Bijvoeglijk naamwoord

gewapend

  1. voorzien van voorwerp om mee te vechten
     Maar nadat Boedapest zijn equivalent van het Slânsky-proces had doorgemaakt, werden de demonstraties steeds oncontroleerbaarder en ontwikkelden zich tot een opstand tegen alles waar de partij en regering voor stonden, geleidelijk aan met gewapende groepen.[3]
Antoniemen

Werkwoord

vervoeging van: wapenen…
verbogen vorm: gewapende

gewapend

  1. voltooid deelwoord van wapenen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044633535
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be