geringschatting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ring·schat·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geringschatting geringschattingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geringschattingv

  1. iets of iemand als minderwaardig beschouwen
     Daar geloof ik niets van, zei Levin met een glimlach en als altijd voelde hij zich geroerd door deze geringschatting van zichzelf die bij Ljvov in het geheel niet voortkwam uit de wens bescheiden te schijnen of het te zijn, maar die volkomen oprecht was.[3]
     De Duitse president laat Der Spiegel weten dat zijn beslissing om de Winterspelen in Sotsji te boycotten zeker niet als een geringschatting naar de atleten opgevat moet worden. Hij zal de Duitse deelnemers op 24 februari bij hun terugkeer in München ontvangen.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen