genotzoeker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·not·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord genotzoeker genotzoekers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de genotzoekerm

  1. iemand die (alleen maar) uit is op zijn (eigen) genot
    • 'Agendahedonisten' noemt drugsonderzoeker Ton Nabben (Bonger Instituut) het gros van de Amsterdamse genotzoekers, ze plannen zorgvuldig wanneer ze in hogere sferen raken.[2] 
    • ‘Carpe diem. Seize the day, boys. Make your lives extraordinary’, maant Robin Williams zijn leerlingen aan in ‘Dead poets society’, vlotjes Horatius citerend. Aan uitzonderlijke levens geen gebrek op het grote scherm en, zoals uitgespit door de tabloids, erachter. Zeker de Amerikaanse films vertellen ons wel vaker om als ware genotzoekers door het leven te gaan.[3] 
    • Benoîte Groult had destijds een feministisch doel; zij maakte – ietwat schematisch – van de man een gevoelige spierbundel en van de vrouw een zelfverzekerde genotzoeker.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Het Parool JOP VAN KEMPEN 19 MEI 2017 Drugsgebruikers in Amsterdam plannen hun roes nauwkeurig
  3. de Standaard 09/07/2015 om 06:45 door Jeroen Struys FILMGELUK. Pluk de dag
  4. NRC Herien Wensink 20 februari 2015 ‘Dit is moderner dan Fifty Shades of Grey’
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be