geneticus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·ne·ti·cus
Woordherkomst en -opbouw
- met het achtervoegsel -icus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geneticus | genetici |
verkleinwoord | geneticusje | geneticusjes |
Zelfstandig naamwoord
de geneticus m
- (beroep) een wetenschapper op het gebied van de genetica
- Een klinisch geneticus is een arts die zich bezighoudt met erfelijke aandoeningen.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een wetenschapper op het gebied van de genetica
Gangbaarheid
- Het woord geneticus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geneticus" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be