geneticus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ne·ti·cus
Woordherkomst en -opbouw
  • met het achtervoegsel -icus
enkelvoud meervoud
naamwoord geneticus genetici
verkleinwoord geneticusje geneticusjes

Zelfstandig naamwoord

de geneticusm

  1. (beroep) een wetenschapper op het gebied van de genetica
    • Een klinisch geneticus is een arts die zich bezighoudt met erfelijke aandoeningen. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be