gelijkrichtte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·lijk·richt·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gelijkrichten |
gelijkrichtte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van gelijkrichten
- ... dat ik gelijkrichtte.
- ... dat jij gelijkrichtte.
- ... dat hij, zij, het gelijkrichtte.
- ... dat ik gelijkrichtte.