gelijkmatig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·lijk·ma·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van gelijk en maat met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gelijkmatig gelijkmatiger gelijkmatigst
verbogen gelijkmatige gelijkmatigere gelijkmatigste
partitief gelijkmatigs gelijkmatigers -

Bijvoeglijk naamwoord

gelijkmatig [1]

  1. steeds overal hetzelfde, zonder onregelmatigheden, zonder uitschieters
    • Alleen iemand met een gelijkmatig karakter kan gelijkmatig goed presteren. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen