geldeconomie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geld·eco·no·mie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geldeconomie geldeconomieën
verkleinwoord geldeconomietje geldeconomietjes

Zelfstandig naamwoord

de geldeconomiev

  1. (economie) bevrediging van de behoeften van een samenleving door een munteenheid als ruilmiddel te gebruiken
    • Net als de Bataven in het gebied van Maas en Waal leverden de Texuandri al vroeg rekruten voor het Romeinse leger. Dat verklaart waarom bij Hoogeloon en in de omgeving Romeinse voorwerpen als Italisch aardewerk, fibulae, ijzeren gereedschappen, glaswerk en bronzen vaatwerk zijn gevonden die stammen uit de tijd van de keizers Augustus en Tiberius, toen in het gebied nog geen sprake was van een geldeconomie. [1]
  2. (economie) samenleving waarin financiële dienstverlening een overheersende rol is gaan spelen
    • De geldeconomie is de snelle, ja, de ultrasnelle economie. In de geldeconomie heerst het sentiment op de financiële markten. Sinds de liberalisering van markten en economieën die na 1979 in gang zijn gezet door Thatcher (Verenigd Koninkrijk), Reagan (Verenigde Staten) en Lubbers (Nederland) is de geldeconomie onherkenbaar veranderd. Wat een smeermiddel was voor de goedereneconomie, is nu een dynamo die zelf kan doordraaien. [2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen