geilkenen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- geil·ke·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
geilkenen |
geilkende |
gegeilkend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
geilkenen
- (Bargoens) ieder zijn aandeel geven
- Als de jongens den gouden regen binnen hebben, komen ze bij hem om te geilkenen, den buit te verdeelen. [3]
- (Jiddisch-Hebreeuws) delen[4]
Gangbaarheid
- Het woord 'geilkenen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Endt, E. en L.FrerichtsBargoens woordenboek. Kleine woordenschat van de volkstaal (2011) Bert Bakker, Amsterdam; ISBN 9789035136526; p. 39
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Brusse, M.J.Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. (1917) W.L & J. Brusse's Uitgevers-Maatschappij, Rotterdam; p. 37; geraadpleegd 2015-02-11
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal