geien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gei·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
geien
geide
gegeid
zwak -d volledig

Werkwoord

geien [2]

  1. (scheepvaart) overgankelijk (zeilen) inkorten of gorden door het doorhalen van de daartoe bestemde touwen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de geienmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gei

Gangbaarheid

13 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen