geelzucht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geel·zucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geelzucht -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de geelzuchtv / m

  1. een gelige gelaatskleur hebben, gewoonlijk als gevolg van hepatitis
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen