gedrochtelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·droch·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gedrochtelijk gedrochtelijker gedrochtelijkst
verbogen gedrochtelijke gedrochtelijkere gedrochtelijkste
partitief gedrochtelijks gedrochtelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

gedrochtelijk [1]

  1. een heel lelijke lichaamsbouw hebbend
     Hij was dat jaar zo dik geworden dat hij gedrochtelijk zou zijn geweest als hij niet zo lang was geweest, niet zulke machtige ledematen had bezeten en niet zo sterk was geweest dat hij zijn dikte met kennelijk gemak droeg.[2]
     Maar het bleek lang geen onschuldig kinderfeest. Showgirls en als kinderen en jongvolwassenen ogende mensen verdwenen achter genummerde deuren. Daar wachtten hun allerlei gedrochtelijke wezens.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 19 januari 2022 Weblink bron
    G. Roos
    “Kerstboom in Makassar” (7 januari 2005), Reformatorisch Dagblad