gedeisd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·deisd
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van deizen: de stam met omvoegsel ge- -d, Bargoens voor "zich stil en onopvallend houden;"[1][2] van een oude vorm van deinzen of mogelijk via Sefardische Joden uit het Portugees[3]; in de betekenis van ‘kalm, koest’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [4].

Werkwoord

vervoeging van: deizen…
verbogen vorm: gedeisde

gedeisd

  1. voltooid deelwoord van deizen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gedeisd gedeisder gedeisdst
verbogen - - -
partitief gedeisds gedeisders -

Bijvoeglijk naamwoord

gedeisd

  1. rustig, op de achtergrond, stil(zwijgend)
Uitdrukkingen en gezegden
  • Zich gedeisd houden

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen