geblaseerd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bla·seerd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geblaseerd geblaseerder geblaseerdst
verbogen geblaseerde geblaseerdere geblaseerdste
partitief geblaseerds geblaseerders -

Bijvoeglijk naamwoord

geblaseerd

  1. zoveel luxe en welvaart hebben dat je er niet meer van kan genieten
    • De geblaseerde jongen ging in een arm land werken om te ervaren hoe een leven met minder ook heel aangenaam kan zijn. 
Synoniemen

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen