garnituur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gar·ni·tuur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘garneersel’ voor het eerst aangetroffen in 1793 [1]
- Naamwoord van handeling van garneren [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | garnituur | garnituren |
verkleinwoord | garnituurtje | garnituurtjes |
Zelfstandig naamwoord
- groenten die als versiering bij vlees of vis geserveerd wordt
- Bij het hoofdgerecht worden ook vega-punten gescoord: de witte asperges (normaal garnituur bij de ossenhaas) zijn uitmuntend bereid en aan een kant omwikkeld met kataifi (van die Midden-Oosterse vermicelli die vaak in zoet gebak wordt gebruikt) waardoor het werkelijk een ‘boutje’ lijkt. De bearnaise is überluchtig, zuur maar niet wrang, met een diepe, zachte dragonsmaak. Het vega-menu had wel wat minder mogen kosten, zonder truffel, langoustine en eendenlever.[4]
- (kleding) decoratie die op kleding aangebracht is
- stel zaken die bij elkaar horen
- stel zaken die een gelijke kwaliteit hebben
- Als wielrennen slechts bestond uit een scorebord, dan was de eerste week van de Vuelta er één om snel te vergeten. Massasprints zijn het werk voor de tweede garnituur geweest. De favorieten gunden de avonturiers van de lange ontsnapping dagelijks de ruimte.[5]
- Frankrijk, dat optrekt naar glorie vanuit het eigen bastion, deed zondag wat een land uit de hoogste garnituur van het voetbal behoort te doen met een bewonderenswaardige nieuweling: linea recta naar huis sturen, met ondubbelzinnige cijfers 5-2. In die uitslag ligt veel besloten: sterke Franse aanval, kwetsbare defensie. [6]
Synoniemen
- [2] belegsel, boordsel, oplegsel, versiersel
Verwante begrippen
- [2] garniturenwinkel
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord garnituur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "garnituur" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[7] |
Verwijzingen
- ↑ "garnituur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ garnituur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joël Broekaert 28 april 2017
- ↑ Volkskrant Bart Jungmann 29 augustus 2016,
- ↑ Volkskrant Willem Vissers 3 juli 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be