gambist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gam·bist
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Italiaanse gamba (been).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gambist | gambisten |
verkleinwoord | gambistje | gambistjes |
Zelfstandig naamwoord
de gambist m
Verwante begrippen
Vertalingen
1. iemand die viola da gamba speelt
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord gambist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.