gaat op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gaat op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opgaan

gaat op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgaan
    • Jij gaat op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgaan
    • Hij gaat op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opgaan
    • Gaat op! 

Gangbaarheid