fusillade

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. El 3 de mayo en Madrid op Wikipedia (nl), van Goya op Wikipedia (nl) laat een fusillade zien.
Uitspraak
Woordafbreking
  • fu·sil·la·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fusillade fusillades
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fusilladev

  1. doodstraf door geweervuur
    • De indrukwekkendste scènes in het boek gaan over de dubbelzinnige wijze waarop de strijdende partijen met hun gevangen landgenoten omgaan: er heerst begrip, mededogen, ze lachen om dezelfde dingen... maar de voorgenomen fusillade gaat gewoon door. [2]
    • Eén van de namen bij het monument "Man voor vuurpeloton" van Mari Andriesse bij de Haarlemmer Hout luidt Albert Scheepstra. Mulisch was op 7 maart 1945 getuige van de fusillade en noemt dit moment in "Ik heb nooit iets met leeftijd gehad" als antwoord op de vraag naar de gebeurtenis waarin voor hem de oorlog is gestold. [3]
  2. (jachttaal) intens geweervuur
    • Hele groepen hadden zich op de open plekken erlangs verzameld — ze stonden te lachen, te roken, teugjes uit hun kaki geschilderde heupflessen te nemen, en schijfjes saucisson te snijden, maar van enig actief jagen — mens tegen merel in een strijd tussen intellecten — viel niets te merken. (…) Ze hadden bij die fusillade 's morgens vroeg hun voorraad kogels zeker al opgebruikt. [4]
  3. (militair) vuur van meerdere geweren in dezelfde tijd
    • Het lange Kerstbestand van 1914 eindigde op 3 januari toen een Duitse officier naar de Britten liep. Hij salueerde en zei dat hij instructies had de vijandelijkheden te hervatten. Horloges werden gelijk gezet en precies een uur later begon een zware fusillade over en weer. [5]
    • Dan wordt alles: kanonnen, honden, hanen, mannen en vrouwen weder stil, en mijn oor, luisterend buiten het venster, wordt niets meer gewaar dan van verre, heel van verre, het geluid eener fusillade, - gelijkend op het dof geluid van een riem die tegen het hout eener roeiboot aanslaat. [6]
Synoniemen
Antoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  fusillade     la fusillade     fusillades     les fusillades  

Zelfstandig naamwoord

fusillade v

  1. schietpartij